16 april 2019

Week van de Kindercoaching echt nodig

ROSMALEN – Afgelopen week was het de week van de kindercoaching. En dat is hard nodig. Niet iedereen weet immers wat een kindercoach is, kan en doet. Martine Swager uit Rosmalen is zelf kindercoach, met name voor jongens en hun ouders. “Vaak is het een kwestie van onbegrip en met wat handvaten herstel je de communicatie nog.”

Door Sophie Fleur Verbiesen

Welke ouder kent het niet? Een kind is twee en zegt nee. Of die fase dat ze zeggen: ik kan het zelluf. Of die fase dat ze alleen maar vragen kunnen stellen met waarom? En dan is er die fase in groep 5. Dat ze thuiskomen met boze buien. Dat ze ineens niet meer op pianoles willen, omdat iemand uit de klas het stom vindt. Of dat ze zich terugtrekken. Want ook negenjarigen komen in een nieuwe fase. En daar is nog niet zo veel over bekend.
Martine Swager weet dat en dat is de reden waarom ze speciaal voor die leeftijd een workshop voor ouders heeft ontwikkeld. Als ex-leerkracht zag ze regelmatig kinderen in haar klas bij wie het niet lekker liep. Ze hadden bijvoorbeeld last van onzekerheid of frustratie. Of dat ze hun plek niet konden vinden in de klas. “En daar hadden zowel zij als hun ouders last van. En ik had er last van, omdat ik door mijn vak als leerkracht niet die persoonlijke begeleiding kon bieden.” Dus maakte ze de overstap naar kindercoaching in 2012.

Stoer zijn en niet huilen

Ze richt zich met name op jongens en dat is tamelijk uniek in Nederland. Zijn er dan zo veel verschillen tussen jongens en meisjes? “Ja, dat kan,” vertelt ze, “maar het hoeft natuurlijk niet. Over het algemeen willen jongens wat meer naar buiten, wat meer beweging dan aan een tafel zitten en praten. En er spelen bij jongens ook andere zaken.”
Jongens hebben – de genderneutraliteit ten spijt – nog altijd te maken met vooroordelen (net zoals meisjes natuurlijk). “Ze moeten stoer zijn. Ze mogen niet huilen. Dat soort dingen. En als je dan een gevoelige jongen bent, kun je het gevoel krijgen dat je niet jezelf mag zijn. Dat je moet opboksen tegen anderen en dan kan een jongen zich daarin verliezen. Ze trekken zich terug, op school én thuis. Of ze gaan zich juist overschreeuwen. Als ouder kan dat behoorlijk lastig zijn.”

“Bij meisjes houden we vaak wel rekening met de hormonen”

Daarom begon Martine een aantal jaren geleden met het geven van workshops aan ouders van jongens. “Daar merkte ik vooral dat ouders – en met name moeders – gerustgesteld werden. Dan werd er al snel geroepen: oh, heb jij dat ook? En: oh, daarom luistert hij niet. Of: oh, zitten jongens gewoon zo in elkaar? Het gedrag komt ergens door en het geeft veel rust om te begrijpen hoe een jongen in elkaar zit.”
Maar hoe zit een jongen dan in elkaar, dat het zo lastig kan zijn om dat te begrijpen? “Ik leg dan vaak uit wat ik heb geleerd over de werking van de hersenen. Dat dat anders werkt dan bij meisjes – en moeders. En dat testosteron ook een flinke bijdrage levert aan het gedrag. Vaak houden we bij meisjes en bij vrouwen wel rekening met de hormonen, maar bij jongens vergeten we dat vaak.”
Zo hoort Martine vaak: wat zijn ze toch fysiek, druk en beweeglijk en waarom moet ik tien keer iets vragen? Maar vroeger waren jongens toch gewoon druk? Waarom geeft dat nu problemen? “Dat is deels waar,” beaamt ze, “het leven is anders ingericht, er wordt minder buiten gespeeld bijvoorbeeld. En kinderen moeten veel. Zwemles, sportclubjes, speelafspraken…het leven raast maar door. Soms is er weinig tijd om even rust te pakken. En ik moet zeggen: vroeger werd er ook niet zo goed gekeken naar die drukke jongens. Dat zijn mannen die nu zeggen: ik kreeg alleen maar op mijn kop. Maar zij zetten daar met terugwerkende kracht ook wel hun vraagtekens bij.”

Negen jaar

Sinds kort is Martine begonnen met een workshop speciaal over jongens van negen jaar. “Dat is namelijk een verwarrende overgangsfase voor kinderen. Ja, ook voor meisjes. En daar is maar weinig over bekend. Vaak wordt er gezegd: oh, hij of zij is al aan het puberen. Maar dat is een hele andere fase. Het heeft juist niets met puberen te maken en dus moet je het eigenlijk ook niet zo benaderen.” Als je dat wel doet, zegt ze, dan kijk je op een andere manier naar een grote mond. “Dan ga je denken dat ze zich los willen maken van je, op eigen benen willen staan. Maar een negenjarige komt juist vooral los van de sprookjeswereld. Vijf december ziet er bijvoorbeeld ineens heel anders uit.” Dus hoewel ze wél zelfstandiger worden, hebben ze nog wel veel liefde en begrip nodig. “Dus nog wel die knuffel en even op schoot kruipen. Heel erg juist!”
Ze ziet het ook in haar praktijk. “Dan hoor ik: in groep 3 waren ze zo lief, in groep 4 waren ze ook nog lief en in groep 5 is er ineens ook haat en nijd tussen de klasgenootjes. En dat merken de kinderen zelf ook. Ineens moeten ze hun plek weer veroveren. Er wordt gepest. Denk aan het meidenvenijn en jongens die bij de groep willen horen en stoer gaan doen. Maar ook: trek ik aan wat ik zelf leuk vind, of wat de groep leuk vindt. Daarom is het voor ouders heel belangrijk om te snappen wat er gebeurt. Het is geen pubergedrag. Een grote mond komt meer voor uit onmacht, dan uit een losmakingsproces.”

“Je hoeft er alleen maar te zijn”

Want wat gebeurt er: een kind heeft een grote mond, wat een ouder raakt. En vader of moeder kan dan ook weer emotioneel reageren. “Dan ga je elkaars gedrag versterken en ben je op een gegeven moment alleen nog maar aan het strijden. Maar als je snapt waardoor het kind zich zo gedraagt en dat het vooral nodig is dat je er alleen maar bent, geeft dat veel rust.”
Hoewel Martine zich vooral richt op jongens, wil dat niet zeggen dat ze daarin heel zwart-wit is. “Ja, er zijn verschillen tussen jongens en meisjes, maar er zijn ook overeenkomsten. Ik vind het vooral leuk om met jongens te werken, omdat ik zelf ook zonen heb. En het is absoluut niet zo dat het bij jongens allemaal veel zwaarder is. Ik blijf wel voorzichtig. Niet alle jongens doen zus, niet alle meisjes doen zo. Je moet natuurlijk altijd blijven kijken naar het kind zelf.”

Foto's:


0