Sinds afgelopen woensdag hebben we een beugelbekkie in huis. Mijn oudste dochter moest eraan geloven. Ik als moeder vond haar hagelwitte tandjes keurig staan. Misschien haar hoektandjes iets of wat uit het lood, maar ach waar hebben we het over? Bovendien tekent het haar gezichtje wat haar voor mij uniek maakt.
Toch dacht onze tandarts er anders over. Dus werd er een bezoekje aan de ortho gepland. Daar kregen we keurig uitgelegd waar het ‘probleem’ zat en liet hij de keuze aan mij en mijn dochter. Maar mijn dochter ziet een beugel niet als erg. Het is eerder een mode item en daarmee een must have. “Iedereen heeft een beugel mam, kom op nou!”
Goh, ik kan me niet herinneren dat een beugel in mijn tijd een rage was. Ik had een buitenboordgeval. Daar wilde je in die tijd liever niet mee gezien worden. En bovendien stonden mijn tanden haaks naar voren dus keuze had ik niet.
Ik besef dat haar gezichtje voorgoed gaat veranderen. Eerst met die beugel en daarna met een kaarsrecht gebit. Niks klein meisje meer. Maar goed, mevrouwtje heeft inmiddels haar mode-item en haar hoektandjes worden met een grof ijzeren geval in de juiste stand geforceerd.
Het plaatsen duurde ruim twee uur. Trots zat ze naast me in de auto terug naar school. “Iedereen vindt me heel mooi hoor mam met mijn beugel, leuk he?” Ja schat, heel fijn. Vreemd genoeg is haar gezichtje in één klap volwassener geworden en ziet ze er knap uit.
Maar nog geen drie uur later begint de ellende. Huilend van de pijn smeekt ze om een paracetamol, eet ze alleen nog maar pap en soep en zegt ze berouwvol dat ze heel veel spijt heeft van deze keuze.
Het duurt nog maar twee jaar schat, zeg ik hoopvol. En wanneer ze in mijn armen ligt, besef ik dat beugel of niet, het altijd mijn kleine meisje blijft.
Flore